LAAGDIKTEMETERS ( Fe en NFe) zijn bedoeld om dunne coatinglagen op metalen ondergrond te meten. Er wordt een onderscheid gemaakt in meters voor Ferro (Fe) en Non-Ferro (NFe) ondergrond.

  • IIzer
  • Staal
  • Ander magnetische legeringen
  • Roestvaststaal (RVS)
  • Aluminium
  • Koper

Met een meter die geschikt is voor Ferro ondergrond ( ijzer, staal) kan elke laagdikte worden gemeten mits deze geen magnetische eigenschappen bezit zoals Nikkel. Nikkel laagdikte meten is niet mogelijk met eenvoudige laagdiktemeters. Meters die geschikt zijn voor Non-Ferro ondergrond kunnen alle niet electrisch geleidende lagen meten. Ook anodiseerlagen zijn meetbaar.

Het principe van de meting is een electrisch veld dat wordt opgewekt. Op het moment dat er een geleidend materiaal ( dus meestal metaal) bij de sensor komt ,  wordt een geïnduceerde spanning op de sensor gemeten.

De electronika in de meter registreert deze verandering en via een calibratietabel wordt de afstand tot het metaal op het display weergegeven, hetgeen dus overeenkomt met de verflaagdikte. In feite is het dus niet anders dan een afstandmeting tot het metalen oppervlak.

Doordat de magnetische eigenschap van Ferro ( ijzer, staal) een andere verwerking van het signaal noodzakelijk maakt dan bij het meten op Non Ferro ( Dus niet-magnetisch zoals bv. Aluminium, koper) , is dit de reden waarom we vaak over verschillende meters spreken dan wel combinatie meters Fe +NFe

Bij het meten van zinklagen wordt vaak vrij grote spreiding tussen de metingen geconstateerd. Meters met een middelingsfunctie geven daarom een beter beeld van de gemiddelde zinklaagdikte
Anodiseerlagen zijn over het algemeen zeer dunne lagen en om deze laag nauwkeurig te meten wordt een speciale hiervoor gecalibreerde probe toegepast in de DeFelsko serie.
Standaard probes zijn niet geschikt om op hoge temperaturen te meten. Bij low cost meters is de invloed van temperatuurverschillen aanzienlijk. Bij de Defelsko probes is temperatuurcompensatie ingebouwd.

Voor zeer hoge temperaturen is alleen met een magnetische sensor zoals de Posipen te meten met beperkte nauwkeurigheid in de orde van +/- 10%.